Alé rasa,beta rasa.
Wat jij voelt.... voel ik ook.
Voordat ik mijn verhaal begin moet ik één ding duidelijk maken: ik ben een echte blanda, een  Nederlander. Ik claim niet iets anders te zijn! Mijn ouders zijn Nederlanders, mijn opa en oma waren Nederlanders, ik heb blauwe ogen en ik had donkerblond haar.
Maar mijn moeder en haar ouders komen uit Nederlands Indië. Mijn grootvaders zaten in het KNIL, en mijnbiologische opa Thijs Spoelstra is in dienst overleden, vermoord door het Japanse leger. Mijn oma zat met haar kinderen in een kamp, eerst onder de Japanners, na de capitulatie van Japan onder de Indonesiërs. Na de Bersiap* zijn ze, met vele andere Indische Nederlanders, met de boot naar Nederland gebracht. Zij werden "gerepatrieerd" naar een vaderland dat velen van hun nog nooit gezien hadden. Een vaderland dat de eigen oorlogswonden nog aan het likken was en geen behoefte had aan vreemdelingen, en zeker niet aan de gruwelverhalen die die mensen vaak bij zich hadden. De "nieuwe" Nederlanders hielden daarom vaak hun mond en slikten de pijn in!
Ja er is gezwegen, maar daarmee genoeg gezegd
Er is in kou en regen opnieuw een krans gelegd
Het heeft de pijn toch niet verzacht van wat een kind moet dragen
De loodzware vracht van een koffer vol met vragen
(Ernst Jansz - De stilte doorbroken)
* (Bersiap: De periode tussen augustus 1945 en maart 1946 toen de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië ontbrandde. In deze periode zijn er veel mensen vermoord die in de ogen van de onafhankelijkheidstrijders verbonden waren met Nederland. De naam komt van de "strijdkreet" van de Indonesische vrijheidstrijders.)
Eenmaal in Nederland heeft mijn oma, samen met haar kinderen, jarenlang gestreden voor de uitbetaling van de achterstallige soldij en pensioenrechten van haar in gevangenschap overleden echtgenoot. De Nederlandse regering heeft dat geld vanaf het begin van de oorlog in 1942 tot de onafhankelijkheid en de repatriëring naar Nederland nooit uitbetaald, en zal dat voor het allergrootste deel ook nooit meer doen. Mijn familie is dus bekend met de moeizame manier waarop de Nederlandse regering omgaat met haarverplichtingen naar mensen die uit Nederlands Indië naar Nederland kwamen. Voor ons en alle andere mensen die hierbij betrokken waren en zijn, is het niet voldoen aan deze ereschuld een smet op het Nederlandse blazoen.
Elk land dat een oorlog voert, terecht of onterecht, heeft de verplichting goed te zorgen voor de mensen die ze sturen om die oorlog voor ze te voeren. Regeringen en bevolkingen vechten zelden hun eigen oorlogen uit, dat laten we door anderen doen. Daarmee accepteer je als land wel de verplichting de mensen die je vraagt voor je te vechten goed te behandelen, ongeacht de uitkomst van zo'n conflict. Geld mag dan geen rol spelen, zeker niet als het over relatief weinig geld gaat!
In 1951 kwamen bijna 13.000 voornamelijk Molukse KNIL-militairen met hun gezinnen naar Nederland. Als militairen in het Nederlandse leger hadden ze een traumatische tijd achter de rug, eerst de Tweede Wereldoorlog en daarna het gevecht om de Indonesische onafhankelijkheid. Door hun KNIL achtergrond konden ze niet in Indonesië blijven, en door politieke druk vanuit de VS konden ze niet terug naar de Molukken. Om een oplossing voor dat probleem te zoeken, zouden ze voor een half jaar tijdelijk naar Nederland komen. Tegenwoordig is dat een reis van minder dan een dag, in 1951 was dat een bootreis van bijna een maand. Op de boot onderweg naar Nederland, midden op de oceaan, kreeg de groep militairen collectief ontslag via een brief. De Molukkers gingen de boot in als trotse Nederlandse militairen, trouw aan het land waar ze voor gevochten hadden. Toen ze in Nederland van de boot af gingen waren ze stateloos en werkeloos. Omdat hun verblijf tijdelijk zou zijn leefden de Molukkers vaak in erbarmelijke omstandigheden, ondergebracht in sobere barak-kampen. Het halve jaar werd een jaar, twee jaar, twintig jaar.. Het verblijf in deze "kampen" zorgde er voor dat de onderlinge band nog sterker werd. Eind jaren 60 gaf Nederland eindelijk toe dat ze fouten gemaakt hadden in de manier waarop met de Molukkers was omgegaan, en er werd een begin gemaakt met de inpassing van deze groep mensen in de Nederlandse samenleving. Echt rekenschap en compensatie voor de gemaakte fouten en gebroken beloftes is echter nooit gegeven. Erger nog, net zoals bij de eerste groep KNIL militairen heeft ook deze groep de achterstallige soldij nooit gekregen van de Nederlandse regering. Geen geld voor de oorlogsjaren, en geen geld voor hun dienst tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Pas in 2016 komt er een zeer beperkte tegemoetkoming om het probleem van nooit betaalde soldij van tafel te krijgen. 
In juli 1964 streken de eerste negentien gezinnen hier neer. Dat kwam Waalwijk niet slecht uit, want de Waalwijkse industrie had behoefte aan "handjes". Bedrijven als Timtur en van Haren namen de nieuwe Waalwijkers graag in dienst, en zo werden ze onderdeel van onze Waalwijkse gemeenschap. In Waalwijk wonen nu ongeveer negentig gezinnen van Molukse afkomst, dat zijn zo'n 250 à 300 mensen. Van de eerste generatie die naar Waalwijk kwam is nog één iemand in leven. Van de rest liggen er 60 in Waalwijk begraven. Het onrecht dat deze mensen is aangedaan kan dus nooit meer rechtgezet worden, maar dat betekent niet dat er niets meer hoeft te gebeuren!
Van de Nederlandse Staat valt niets meer te verwachten. Het "Vaderland" heeft keer op keer nagelaten echt verantwoordelijkheid te nemen voor de manier waarop omgegaan is met de Molukse KNIL militairen en hun families. Het is dus aan de gemeente Waalwijk om, in navolging van verschillende andere Nederlandse gemeenten, deze ereschuld eindelijk te erkennen en zo goed mogelijk in te lossen. Voor ons is het een klein gebaar, maar voor de Molukse gemeenschap heeft het een grote betekenis. De families van de Molukse KNIL militairen zijn een niet meer weg te denken onderdeel van onze gemeenschap geworden.Hun grootouders en ouders hebben voor ons gevochten en zijn door ons onder valse voorwendselen naar Nederland gehaald. We kunnen nu toch niet net doen alsof dat allemaal nooit gebeurd is? We kunnen toch alleen maar voelen wat zij voelen, of daar minimaal begrip voor opbrengen? Laten we daar dan de enige juiste conclusie uit trekken en eeuwige grafrechten geven aan de mensen die dat meer dan verdienen. Al was het maar om daarmee duidelijk te laten zien dat we een beetje voelen wat zij voelen. 
Alé rasa, beta rasa,
Wat jij voelt, dat voel ik ook
Onze band is uniek en voor het leven!
Mari beta gendong.
Laat mij je dragen,
Je helpen,
Je pijn verzachten.
Onze vreugde delen.
Je hoeft het me niet te vragen
Niets te zeggen,
Niets uit te leggen,
Want wat jij voelt, dat voel ik ook!